Geschiedenis van de De Carel Coenraadpolder
De werkzaamheden
Vanaf de zeedijk van de Johannes Kerkhovenpolder (1875/1876) over 2950 meter lengte een kruinhoogte van 6 meter + N.A.P.. buitenbeloop 3 1/2: 1; daarna over een lengte van 2700 meter, hoogte 6 tot 6 1/2 meter oplopend, buitenbeloop 4 : 1; vervolgens 300 meter, hoogte tot 7 meter oplopend, buitenbeloop 4 ½ : 1; vervolgens 1500 meter, hoogte 7 meter, buitenbeloop 4 1/2 : 1, en tenslotte tot aan de zeedijk van 1874, lengte 550 meter, hoogte 6 1/2 meter, buitenbeloop 4 : 1. De kruinbreedte over de gehele lengte 1 1/2 meter, binnenloop 2 1/2 : 1. Binnenberm 30 meter en buitenberm 25 meter breed.
Wegen en werkverschaffing
Het besluit is gepubliceerd in het ‘Provinciaal blad van Groningen’ no. 64 van 20 december 1923.
Het Rijk heeft een subsidie toegezegd van 63 % in de Ionen, de provincie neemt f 75.000 voor haar rekening en het ‘Waterschap Reiderland’ uiteindelijk ƒ 240.000.
Aanbesteding Aanbesteding vindt plaats op 19 december 1923. Het werk wordt door de provincie opgedragen aan Joost Visser Bzn. te SIiedrecht voor ƒ 1.370.000 Voor kosten van toezicht wordt gerekend op ƒ 40.000; dus totaal ƒ 1.410.000.
Tijdens de uitvoering van de werken ontstaan allerlei moeilijkheden. Tijdens stormweer op 10 september 1924 wordt bijvoorbeeld het zeewater opgestuwd tot 3.27 meter + NAP, waardoor het in aanbouw zijnde dijklichaam wordt overstroomd en alle werkputten vollopen.
Van het dijklichaam wordt overigens weinig grond weggeslagen, maar er ontstaat veel stagnatie in de uitvoering van de werkzaamheden. De aannemer heeft voordien reeds, namelijk op 30 augustus 1924. verzocht om het werk te mogen staken als de dijk een hoogte van 5 meter + N.A.P. zal hebben bereikt; of bij voortzetting de aannemingssom aanmerkelijk te verhogen, doch hierop wordt niet ingegaan.
Uiteindelijk legt de aannemer het werk neer, waarna de provincie het in eigen beheer voortzet met gebruikmaking van het aanwezige achtergebleven materieel, waarvoor de aannemer een vergoeding ontvangt. De verbouw van de oude zeesluis tot slapersluis en de bouw van dijkcoupures [3] in de oude zeedijken en de bouw van het uitwateringssluisje in de dijk van 1862 worden aanbesteed voor respectievelijk
Gunstige winter
Als de werken geheel zijn uitgevoerd, blijkt de oorspronkelijke begroting zwaar overschreden te zijn. In plaats van ƒ 1.500.000 is ƒ 1.930.155 besteed. Hiervan komt voor rekening van het Rijk ƒ 660.000. van de Provincie ƒ 75.000 en van het ‘Waterschap Reiderland’ ƒ 240.000.
De gezamenlijke ingelanden [4] moeten dus ƒ 955.155 opbrengen , hetgeen bij een belastbare oppervlakte van rond 645 ha een last van ca. ƒ 1500 per ha betekent. Voor de ingelanden een tegenvaller omdat op ten hoogste ƒ 1100 per ha is gerekend.
Het heeft evenwel tot gevolg, dat de vrijdom van verhoogde grondbelasting nog met een termijn van 18 jaren wordt verlengd, zodat voor een periode van 36 jaren vrijdom wordt verkregen.
De provincie verstrekt het nieuwe waterschap een lening van ƒ 1.000.000 ter dekking van de bedijkingskosten. In 1941 wordt na jaarlijkse aflossingen het restant van deze lening, dan nog groot ƒ 425.000, in particuliere leningen omgezet. De laatste aflossing vindt plaats op 1 januari 1958.
Deze verhoging kost de polder rond ƒ 25.000, welk bedrag grotendeels bestreden kan worden uit een fonds dat bij de indijking is verkregen uit een bijdrage van de Reiderwolderpolder, omdat de dijk van 1862 slaperdijk [6] is geworden en dus verder niet meer verhoogd hoeft te worden.
Deze bijdrage van de Reiderwolderpolder is bestemd voor het onderhoud, zoals de verhoging van de nieuwe zeedijk.
De grootste stormschade wordt geleden op 4 februari 1944 als bij Nieuwe Statenzijl een waterhoogte van 5.31 meter + N.A.P. wordt bereikt en de golven op vele plaatsen over de kruin van de dijk heen slaan en de bermsloot vol zeewater zetten.
De bewoners dichten de dijkcoupure bij het buurtschap en brengen zich in veiligheid bovenop de sluis in het dijkwachtershuisje dat eigenlijk een meetstation is.
In het westelijke gedeelte van de polder ontstaat afslag aan de kruin van de zeedijk. De kosten van herstel bedragen ƒ 5000.
Dit is de voormalige coupure, dijkdoorgang, met het 'huisje' waar de balken zijn opgeslagen geweest te Nieuwe Statenzijl. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de rechterkant van de dijk gepacht door mijn vader Eggo Hillinga en daarvoor mijn grootvader. De linkerkant wordt in die tijd gepacht door Menso Delger. Bovenaan de dijk zien we nog een bankje, waar het heerlijk toeven is als je een fietstocht hebt gemaakt door de polders. Helaas is dit allemaal verdwenen en is de foto alleen nog een stukje nostalgie. Let wel, dit is niet een doorgang naar de Carel Coenraadpolder maar naar de Reiderwolderpolder; de foto dient ter illustratie.
Na de indijking wordt het kweldergebied door de ingelanden geleidelijk in cultuur gebracht. Ofschoon al spoedig ook koolzaad wordt gezaaid, gevolgd door andere gewassen, wordt toch niet, zoals in de Stadspolder (1740) en de Reiderwolderpolder (1872/1874) het geval is geweest, de gehele oppervlakte zo vroeg mogelijk met koolzaad ingezaaid. Sommige ingelanden laten hun grond geheel of gedeeltelijk voorlopig als grasland liggen en gaan er geleidelijk toe over het kwelderland in bouwland om te zetten.
Een schaap heet je welkom bij de toegang tot de Carel Coenraadpolder. In het midden het kunstwerk zoals boven omschreven.
Waterschap Carel Coenraadpolder wordt opgeheven
Dit is er over van de voormalige sluis in de Carel Coenraadpolder. De foto is genomen bij eb.
Achter de voormalige sluis ligt een haventje voor kleine boten.
Lees verder over de polder:
|
||||||||||||||||
|